woensdag 29 juni 2011

Boekbespreking: "Red Tory" van Phillip Blond

Phillip Blond heeft, als belangrijk ideoloog van de Big Society in Groot-Britttannië, een uitgesproken mening over wat er mis was en is aan de overzijde van de Noordzee. In een helder boek brengt Blond zijn opvattingen over de oorzaken van de verloedering van het land naar voren. Voor ons is dat van belang omdat de oplossing, de Big Society, als voorbeeld en voorbode kan dienen voor ontwikkelingen in de civil society hier. Blond is onder meer de stichter en directeur van een van de meest invloedrijke denktanks van dit moment, ResPublica.

In het kort komt zijn visie neer op het volgende: Labour heeft met een veel te dominante overheid en cultureel liberalisme het land verziekt en de Conservatives hebben met de uitverkoop van het land aan het bedrijfsleven, met economisch liberalisme dus, het karwei afgemaakt. Groot-Brittannië is stuk, en goed ook.
Het falen van de overheid en van de markt maken het noodzakelijk dat er een nieuwe weg wordt ingeslagen. Het falen wordt toegeschreven aan economisch en cultureel liberalisme en het antwoord is - Blond is conservatief - een nieuw, zorgzaam conservatisme. Deze nieuwe stroming, omarmd door de conservatief-liberaal-democratische regering van Cameron, zet zwaar in op het revitaliseren van de wat verwelkte civil society: de Big Society als alternatief voor Big Government (Labour) en Big Market (Conservatives). Blond zelf gebruikt overigens het woord Civil State in plaats van Big Society. 

Met deze analyse wordt duidelijk dat de functie en inrichting van de civil society in het Verenigd Koninkrijk een serieus politiek issue zijn geworden: met hun standpunten over de civil society kunnen partijen zich van elkaar onderscheiden. In Nederland en in Rotterdam is de discussie daarmee vergeleken bijzonder tam, om niet te zeggen afwezig. Iedereen waardeert de civil society, maar van een stevige oriëntatie op het overdragen van verantwoordelijkheden en macht aan die civil society is geen sprake.

De titel 'Red Tory' verwijst naar de ontwikkeling in het denken van Blond zelf: in zijn jeugd links, later opgeschoven naar de rechterkant van het politieke spectrum.
Het boek is een goed startpunt voor politiek-filosofische beschouwingen over de verhouding tussen staat en civil society. Een ander bruikbaar boek zou zijn "The Big Society"  van Jesse Norman. Daarover meer in een andere post.

Phillip Blond: Red Tory, how left and right have broken Britain and how we can fix it. Faber & Faber, London, 2010. 

dinsdag 28 juni 2011

Boekbespreking: "Tribes" van Seth Godin

Seth Godin is een marketing goeroe met ideeën die me aanspreken. En dat wil wat zeggen, want marketing  staat niet hoog in mijn lijstje van dingen die de moeite waard zijn. De reden voor mijn enthousiasme is dat dit boekje meer van doen heeft met leiderschap dan met marketing. Als ik een dun boekje over leiderschap zou moeten aanbevelen dan zou "Tribes" zeker hoog scoren. Zonder hoofdstukstructuur is het een verzameling inzichten die voor iedereen wel stof tot nadenken opleveren.

Volgens Godin is een "tribe" een groep mensen die met elkaar verbonden is, verbonden is aan een leider en verbonden aan een idee. Alles wat een groep mensen nodig heeft om een tribe te zijn is een gemeenschappelijke interesse en een manier om te communiceren. Het verband met een vrijwilligersorganisatie is dan ook al snel duidelijk: de gedeelde interesse, de vrijheid al dan niet deel te nemen en het feit dat iemand het leiderschap moet tonen om de mensen bij elkaar te brengen.

Met de komst van sociale media neemt het belang van tribes snel toe. De eenvoud waarmee de onderlinge communicatie binnen een tribe opgezet en in stand gehouden kan worden maakt nadenken over tribes en over sociale media zinvol. De inzichten in het boek over communicatie zijn vrijwel zonder uitzondering terug te vinden in de literatuur over vrijwilligerswerk en in de ervaring van vrijwilligers. Je kunt bij een vrijwilligersorganisatie denken over service delivery, campaigning of mutual support, maar wat mij betreft moet er ook worden gedacht vanuit het perspectief van de tribe.

Een ander verfrissend element is de aandacht voor leiderschap. De ondertitel van het boek luidt: "jij moet ons leiden". Godin roept mensen op hun leiderschap te tonen, hun verantwoordelijkheid te nemen, maar is ook helder over wat dat betekent in termen van inzet en betrokkenheid. Het doel van leiderschap is voor Godin het brengen van verandering in de status quo en hij vergelijkt effectieve leiders met ketters, met afvalligen die geen genoegen meer nemen met de middelmaat. De snelle opmars van sociale media maken het steeds beter mogelijk om op jouw specifieke passie medestanders te verzamelen en een beweging te beginnen.

Als je nog twijfelt kun je hier een voorproefje bekijken, jammer genoeg nog niet met Nederlandse ondertiteling. TED is overigens verder een uitstekende bron van inspirerende voordrachten. Tribes zelf kan ik van harte aanbevelen, zeker als je met sociale media en vrijwilligerswerk bezig gaat.

Seth Godin: "Tribes", jij moet ons leiden. Nederlandse vertaling A.W. Bruna, 2009
Isbn: 978902299565 5

Een nieuw vrijwilligerswerkbeleid in Rotterdam

Van tijd tot tijd worden vanzelfsprekendheden ter discussie gesteld. Zo was er gedurende 20 jaar een duidelijk vrijwilligerswerkbeleid in Rotterdam. Dat beleid was gebaseerd op het gegeven dat 30% van de vrijwilligers 70% van de uren vrijwilligerswerk leveren. Juist die bijzonder actieve vrijwilligers moesten worden gesteund, want zij waren en zijn de dragers van het veld. Steun aan deze zwaargewichten was steun aan het veld als geheel.

Aan deze vanzelfsprekendheid is een eind gekomen. Op zich niet erg, als er dan maar iets bruikbaars voor in de plaats komt. En dat mis ik: het gaat in de discussie over de toekomst van het veld  meer om structuur dan om  inhoud - en daarom hieronder een paar basis-ideeën voor een nieuw inhoudelijk vrijwilligerswerkbeleid:

  1. Ga uit van duurzaam beheer van het vrijwilligersveld. Leg de nadruk op de bijdrage die een vrijwilliger gedurende zijn of haar hele carrière kan leveren door goed op hem of haar te passen. Verschuif daarbij van een nadruk op werving naar een nadruk op binding. Het terugdringen van uitstroom is vele malen efficiënter dan het vechten om de laatste vrijwilliger.
  2. Versimpel samenwerken zoveel mogelijk. In Engeland is in de discussie over de Big Society de vraag gesteld waarom samenwerken zó moeilijk is geworden dat er ondersteuning bij nodig is. Die moeilijkheden hebben te maken met mensen - en die veranderen we niet zo gauw - en met systemen - daar zou nog best wat winst te halen zijn -, maar het is verstandig om er zwaar op in te zetten er zoveel mogelijk van op te ruimen.
  3. Voor de moeilijkheden die over blijven gaan we opleiden, scholen en adviseren, zoveel mogelijk in groepen, maar waar dat niet anders kan op individueel niveau.
  4. Organiseer verbindingen: tussen vrijwilligers onderling, tussen organisaties onderling, tussen fondsen en organisaties en tussen overheden en organisaties. Stel combinaties van vrijwilligersorganisaties samen die taken voor de overheid willen gaan uitvoeren. Ondersteun die combinaties daadkrachtig.
Bij dit alles hoort dan in de dagelijkse praktijk gebruik te maken van de meest recente wetenschappelijke inzichten - en daarvoor moeten we zelf iets over de onderzoeksagenda te zeggen krijgen - en een toenemende nadruk op de mogelijkheden die informatie- en communicatietechniek voor verbinding bieden. De rol van sociale media zal daarmee sterk toenemen.

In het nieuwe beleid zal, gezien het hoofddoel van het handhaven van 140.000 vrijwilligers in Rotterdam, een goed evenwicht gevonden moeten worden tussen de steun aan vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties zelf, en secundaire doelen als Full Engagement. Als het tweede wordt gerealiseerd ten koste van het eerste, winnen we er als stad niets bij. Waar vrijwilligerswerk bij kan dragen aan het realiseren van maatschappelijke doelstellingen zullen vrijwilligersorganisaties die dat willen daarbij geholpen worden, onder meer door het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen voor nieuwe uitdagingen.

Het bovenstaande is losjes gebaseerd op het document inZ 2.1, zoals dat is opgesteld door SSCMA, de Heuvel, SVR en PROXY als bijdrage aan een discussie over de toekomst van het veld.  Opmerkingen zijn van harte welkom.

woensdag 15 juni 2011

Niets is zo praktisch als een goede theorie

Met Kurt Lewins bekendste quote in gedachten volgt hieronder een eerste vingeroefening om de deelname aan vrijwilligerswerk kwantitatiever te benaderen. Kwalitatief onderzoek, zoals bijvoorbeeld naar motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, wordt de laatste jaren al in toenemende mate gedaan en in Rotterdam bestaat al bijna twee decennia een traditie van degelijk empirisch onderzoek met de VTO's, waarover in andere posts al is geschreven. Mijn eigen belangstelling ligt vooral op het gebied van het bouwen van modellen. Modellen dwingen tot helderheid en maken het - in de beste gevallen - mogelijk iets zinnigs te zeggen over "hoe iets in elkaar zit". Die modellen vallen in twee groepen uiteen: puur wiskundige, systeemdynamische modellen en "agent-based" modellen. Over wat systeemdynamica is heb ik al een post beschikbaar, over agent-based modeling volgt er ooit nog wel een. Aan deze post hangt een eerste uitstapje naar systeemdynamica en vrijwilligerswerk.

Het model gaat uit van de constatering dat het de vrijwilligers zelf zijn die andere Rotterdammers ervan overtuigen om vrijwilligerswerk te gaan doen. Het model is gebaseerd op twee effecten:

  1. exponentiële groei omdat vrijwilligers vrijwilligers werven: meer vrijwilligers betekent meer wervingscapaciteit, dus meer nieuwe vrijwilligers. Dit is een zichzelf versterkend proces, een meekoppeling of positieve terugkoppeling.
  2. een remmend effect veroorzaakt doordat er een beperkt aantal mensen is dat vrijwilligerswerk wil gaan doen. Al die wervende vrijwilligers vissen in een steeds kleiner wordende vijver en moeten steeds meer moeite doen om het aantal vrijwilligers te laten groeien. Dit is een tegenkoppeling.
De in het model gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de COS-onderzoeken. De uitstroom b wordt nationaal en internationaal geschat op 0,3. Dit betekent dat 30% van de vrijwilligers per jaar stopt. Dat lijkt schokkend, maar het betekent ook dat de gemiddelde vrijwilliger 3 jaar bij een organisatie blijft.

Uit het model komt naar voren dat het veel efficiënter is om in te zetten op binding van vrijwilligers dan op werving en dat het van belang is het aantal mogelijke vrijwilligers zo hoog mogelijk te houden. Dat laatste kan dan weer door promotie en waardering van het vrijwilligerswerk en door vrijwilligers als een duurzame hulpbron te behandelen. Een levenslange vrijwilligerscarrière binnen verschillende vrijwilligersorganisaties door goed vrijwilligersbeleid en goede samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties is daarbij van groot belang.

Het model is  meer bedoeld als conceptueel model dan als simulatie van de werkelijkheid. Daarvoor is het - nog - te grof.