woensdag 15 juni 2011

Niets is zo praktisch als een goede theorie

Met Kurt Lewins bekendste quote in gedachten volgt hieronder een eerste vingeroefening om de deelname aan vrijwilligerswerk kwantitatiever te benaderen. Kwalitatief onderzoek, zoals bijvoorbeeld naar motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, wordt de laatste jaren al in toenemende mate gedaan en in Rotterdam bestaat al bijna twee decennia een traditie van degelijk empirisch onderzoek met de VTO's, waarover in andere posts al is geschreven. Mijn eigen belangstelling ligt vooral op het gebied van het bouwen van modellen. Modellen dwingen tot helderheid en maken het - in de beste gevallen - mogelijk iets zinnigs te zeggen over "hoe iets in elkaar zit". Die modellen vallen in twee groepen uiteen: puur wiskundige, systeemdynamische modellen en "agent-based" modellen. Over wat systeemdynamica is heb ik al een post beschikbaar, over agent-based modeling volgt er ooit nog wel een. Aan deze post hangt een eerste uitstapje naar systeemdynamica en vrijwilligerswerk.

Het model gaat uit van de constatering dat het de vrijwilligers zelf zijn die andere Rotterdammers ervan overtuigen om vrijwilligerswerk te gaan doen. Het model is gebaseerd op twee effecten:

  1. exponentiële groei omdat vrijwilligers vrijwilligers werven: meer vrijwilligers betekent meer wervingscapaciteit, dus meer nieuwe vrijwilligers. Dit is een zichzelf versterkend proces, een meekoppeling of positieve terugkoppeling.
  2. een remmend effect veroorzaakt doordat er een beperkt aantal mensen is dat vrijwilligerswerk wil gaan doen. Al die wervende vrijwilligers vissen in een steeds kleiner wordende vijver en moeten steeds meer moeite doen om het aantal vrijwilligers te laten groeien. Dit is een tegenkoppeling.
De in het model gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de COS-onderzoeken. De uitstroom b wordt nationaal en internationaal geschat op 0,3. Dit betekent dat 30% van de vrijwilligers per jaar stopt. Dat lijkt schokkend, maar het betekent ook dat de gemiddelde vrijwilliger 3 jaar bij een organisatie blijft.

Uit het model komt naar voren dat het veel efficiënter is om in te zetten op binding van vrijwilligers dan op werving en dat het van belang is het aantal mogelijke vrijwilligers zo hoog mogelijk te houden. Dat laatste kan dan weer door promotie en waardering van het vrijwilligerswerk en door vrijwilligers als een duurzame hulpbron te behandelen. Een levenslange vrijwilligerscarrière binnen verschillende vrijwilligersorganisaties door goed vrijwilligersbeleid en goede samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties is daarbij van groot belang.

Het model is  meer bedoeld als conceptueel model dan als simulatie van de werkelijkheid. Daarvoor is het - nog - te grof.

2 opmerkingen:

  1. Tom van Doveren14 juli 2011 om 22:22

    Hallo Rolf,

    Van ons gesprek is het helaas niet meer gekomen in de tijd dat ik bij het COS werkte.

    Ik ben benieuwd hoe je model er uit ziet over deelname aan vrijwilligerswerk. De link model maakt mij helaas niets wijzer.

    Met vriendelijke groet,
    Tom van Doveren.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hi Tom,

    Dank voor je reactie. Het stukje onder de link "model" beschrijft eerst kwalitatief hoe vrijwilligerswerk zou groeien als het van mond-tot-mond reclame afhankelijk zou zijn.
    Het kwantitatief uitgewerkte deel is een systeemdynamisch model (de kern is de differentiaalvergelijking) en is een variant van een in de epidemiologie gebruikt model: SIS (susceptible-infected-susceptible). Omdat het me alleen ging om de eindwaarde heb ik de vergelijking zelf niet opgelost: die levert een S-vormige groei-curve op. Als je suggesties hebt voor het verduidelijken van het model of de blogpost dan hoor ik het graag!

    BeantwoordenVerwijderen