Het model gaat uit van de constatering dat het de vrijwilligers zelf zijn die andere Rotterdammers ervan overtuigen om vrijwilligerswerk te gaan doen. Het model is gebaseerd op twee effecten:
- exponentiële groei omdat vrijwilligers vrijwilligers werven: meer vrijwilligers betekent meer wervingscapaciteit, dus meer nieuwe vrijwilligers. Dit is een zichzelf versterkend proces, een meekoppeling of positieve terugkoppeling.
- een remmend effect veroorzaakt doordat er een beperkt aantal mensen is dat vrijwilligerswerk wil gaan doen. Al die wervende vrijwilligers vissen in een steeds kleiner wordende vijver en moeten steeds meer moeite doen om het aantal vrijwilligers te laten groeien. Dit is een tegenkoppeling.
De in het model gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de COS-onderzoeken. De uitstroom b wordt nationaal en internationaal geschat op 0,3. Dit betekent dat 30% van de vrijwilligers per jaar stopt. Dat lijkt schokkend, maar het betekent ook dat de gemiddelde vrijwilliger 3 jaar bij een organisatie blijft.
Uit het model komt naar voren dat het veel efficiënter is om in te zetten op binding van vrijwilligers dan op werving en dat het van belang is het aantal mogelijke vrijwilligers zo hoog mogelijk te houden. Dat laatste kan dan weer door promotie en waardering van het vrijwilligerswerk en door vrijwilligers als een duurzame hulpbron te behandelen. Een levenslange vrijwilligerscarrière binnen verschillende vrijwilligersorganisaties door goed vrijwilligersbeleid en goede samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties is daarbij van groot belang.Het model is meer bedoeld als conceptueel model dan als simulatie van de werkelijkheid. Daarvoor is het - nog - te grof.
Hallo Rolf,
BeantwoordenVerwijderenVan ons gesprek is het helaas niet meer gekomen in de tijd dat ik bij het COS werkte.
Ik ben benieuwd hoe je model er uit ziet over deelname aan vrijwilligerswerk. De link model maakt mij helaas niets wijzer.
Met vriendelijke groet,
Tom van Doveren.
Hi Tom,
BeantwoordenVerwijderenDank voor je reactie. Het stukje onder de link "model" beschrijft eerst kwalitatief hoe vrijwilligerswerk zou groeien als het van mond-tot-mond reclame afhankelijk zou zijn.
Het kwantitatief uitgewerkte deel is een systeemdynamisch model (de kern is de differentiaalvergelijking) en is een variant van een in de epidemiologie gebruikt model: SIS (susceptible-infected-susceptible). Omdat het me alleen ging om de eindwaarde heb ik de vergelijking zelf niet opgelost: die levert een S-vormige groei-curve op. Als je suggesties hebt voor het verduidelijken van het model of de blogpost dan hoor ik het graag!